Maak zelf panoramafoto’s

Panoramafoto’s zijn foto’s die gekenmerkt worden door een nogal uitzonderlijke beeldverhouding. De foto laat relatief veel beeld in de breedte zien en minder in de hoogte. Dat zulke foto’s zich perfect lenen voor het vastleggen van adembenemende vergezichten en landschappen behoeft dan ook geen verdere uitleg.

Zelf panoramafoto’s maken gaat vandaag de dag relatief eenvoudig met behulp van zogenaamde ‘stitching’ software. Dit is software die meerdere foto’s als het ware automatisch aan elkaar plakt waardoor er een nieuw en groter beeld ontstaat. Wat rest is slechts het maken van een mooie uitsnede. Voorwaarde voor het maken van een panoramafoto is dat de individuele foto’s elkaar voor minstens eenderde overlappen om zo het automatisch stitchen makkelijker te maken.

Klik op onderstaande foto voor een groter beeld.

PanoBrussel-EddyPeters

Foto: Eddy Peters

Benodigheden

Het schieten van een reeks foto’s die later tot een panorama geplakt gaan worden kan gewoon uit de hand gedaan worden, maar dit is niet aan te raden. De reden daarvoor is dat tijdens het draaien al gauw de camera minder recht gehouden wordt, wat tot gevolg heeft dat de horizon heel lastig recht te zetten is. Beter is het een statief te gebruiken. De camera draait dan een stuk rechter, en dit maakt de nabewerking een stuk gemakkelijker. Als er geen statief voorhande is kan een ander stevig steunpunt natuurlijk ook prima dienst doen. Gebruik voor extra scherpe foto’s de zelfontspanner van de camera, of indien mogelijk, een afstandsbediening.

Panorama’s maken is niet alleen mogelijk met een digitale spiegelreflex camera, maar kan vaak ook prima met een compactcamera gedaan worden. Sommige van die camera’s hebben een ingebouwde panoramafunctie, maar die werken zelden optimaal. Het is bij compactcamera’s overigens wel een heel groot voordeel als deze volledig handmatig ingesteld kunnen worden op een vaste sluitertijd en diafragma, waarom dat belangrijk is zal later blijken.

Camera instellen

Een mooi wijds uitzicht is gevonden, en de camera staat op statief. Het schieten kan dan bijna beginnen! Maar voordat de ontspanknop ingedrukt wordt is het wel belangrijk met enkele zaken rekening te houden.

– Schiet in de portretstand (verticaal). Kantel de camera 90 graden. Op die stand maak je weliswaar enkele foto’s meer dan je in horizontale positie zou doen, maar komt ook meer van de boven- en onderkant van het onderwerp in beeld, zonder een extreem groothoekobjectief te gebruiken.

– Meet het licht voor je begint. Voor het aanvangen met schieten kun je beter eerst meten hoe de lichtverschillen zijn aan beide uiteinden van je panorama, zeker als je besluit een 360 graden panorama te schieten. Als die verschillen te groot zijn, en je schiet in de automatische stand, dan ontstaan er lelijke verschillen in belichting in de foto. Om dit te ondervangen kun je door te meten in de diafragmavoorkeuze stand erachter komen welke sluitertijd en diafragma een beetje gemiddeld is voor de hele foto, en deze vast te zetten, dus door middel van de M (manual/handmatig) functie. Op die manier worden alle individuele foto’s van de panorama op exact dezelfde manier belicht. Dit is ook de reden dat een spiegelreflexcamera in het voordeel is ten opzichte van een compactcamera, die niet altijd handmatig in te stellen is.

– Zet altijd de autofocus uit! Als delen van het onderwerp op verschillende afstanden van de camera verwijderd liggen kan de autofocus tijdens het schieten ergens anders op gaan scherpstellen. Ook dit is dan goed terug te zien in de uiteindelijke foto.

– Om dezelfde reden dat de autofocus uit moet, mag de witbalans niet op ‘automatisch’ blijven staan. Dit om kleurzwemen te voorkomen, bijvoorbeeld doordat het aan de ene kant van de panorama bewolkt is, terwijl de zon net door de wolken heen schijnt aan de andere kant. Beter is het dan om de witbalans voor de hele pano op ‘bewolkt’ te zetten.

Foto’s maken

Is de camera goed ingesteld, dan kan het daadwerkelijke fotograferen beginnen. Ook daar zijn een aantal zaken belangrijk om rekening mee te houden.

– Zoom zoveel mogelijk uit, en zorg dat de bovenkant van een gebouw niet te dicht bij de rand van de foto komt. Dit is belangrijk omdat straks bij het stitchen van de foto vaak blijkt de de panorama nog enigzins moet worden bijgesneden. Wat speelruimte kan dan erg van pas komen.

– Om de foto’s goed aan elkaar te kunnen plakken moet de panoramasoftware voldoende herkenningspunten kunnen vinden in de aangrenzende foto’s. Zorg er daarom voor dat de foto’s voor minimaal 1/3e overlappen met de vorige.

– Vaak maak je tijdens een sessie meerdere panorama’s op dezelfde plek. Dat kan handig zijn om bijvoorbeeld meerdere belichtingen uit te proberen, net iets andere posities te kiezen of simpelweg omdat er tijdens het schieten van de eerste panorama iets fout is gegaan. Het wordt dan erg lastig te herkennen waar de ene pano ophoudt, en de volgende begint. Houd daarom bij het begin van het schieten een vinger voor de lens en maak daar een foto van. Aan het eind van de panorama kan een foto van twee vingers aangeven dat daar de panorama stopt.

De nabewerking

Tot slot moeten de gemaakte foto’s nog aan elkaar geplakt worden om zo een complete panoramafoto te krijgen. Daar zijn vele programma’s voor, en ook Photoshop heeft de mogelijkheid panorama’s te maken. Veruit de meeste panoramastitching paketten kosten geld. Met die programma’s is dan ook veel meer mogelijk dan met de gratis varianten. De verschillen zitten voornamelijk in het kunnen omgaan met ‘moeilijkere’ panorama’s zoals pano’s gemaakt in weinig licht, of in de mogelijkheden tot nabewerken. Voor de meeste fotografen voldoet een gratis programma om mee te beginnen. Een voorbeeld daarvan is Microsofts ‘Image Composite Editor’, waarvoor hier een eenvoudige nederlandstalige gebruiksaanwijzing te vinden is.

Be Sociable, Share!
banner ad
Get Adobe Flash player